leraar zijn? het is een vak!

Ik ben net klaar met de pabo en er is geen werk in het onderwijs te vinden. Klasgenoten komen terecht bij banken, gemeentes of worden werkeloos. Een vacature voor een positie in Almere trekt maar liefst twaalfhonderd sollicitanten en geloof het of niet, de eerste schifting vindt plaats op basis van de manier waarop mensen de postzegel op hun sollicitatiebrief hebben geplakt. Als die postzegel ook maar een beetje scheef zit, openen ze die brief niet eens. Want welke directeur gaat twaalfhonderd brieven lezen? Geen enkele. En dus is dit de manier waarop de enorme stapel tot behapbare brokken wordt teruggebracht. 

 

Door Steven Pont

 

Maar ik wil me niet neerleggen bij een nederlaag. Ik wil voor de klas. De enige optie is dat ik een invalbaan neem. ‘s Morgens voor half acht moet ik met de gemeente Amsterdam bellen om te horen waar een invaller nodig is en daar moet ik dan op mijn fietsje heen. Ik haal half negen meestal maar net.

 

De eerste klas waar ik inval, telt maar liefst 38 kinderen. Ik weet niet wat me overkomt. Na al die jaren blijk ik toch niet helemaal voorbereid. Er komt een leerling van groep acht binnen met de melklijst. Huh, de melklijst? Ik liep altijd stage op dinsdag, nooit ben ik de maandagse melklijst tegengekomen. Ik laat me uitleggen wat de bedoeling is, maar voel mijn gezag tegelijkertijd zakken. De meester weet niet wat hij moet doen! Maar ja, ik wil zo graag. Ik doe dus maar of het heel normaal is dat ik niet weet wat een melklijst is...

De achtstegroeper is weg. De melklijst is ingevuld. Ik richt me tot de klas en vertel wat we gaan doen. Er staat een jongetje op. ‘U weet het nog niet’, zegt hij, ‘maar ik ben de baas in deze klas.’ Hij is negen jaar. Wat nu?

 

Ik sleep me door de dag heen. Oké, dus dit is wat het betekent om werkelijk een onderwijzer te zijn... Er blijkt helemaal geen sprake te zijn van dankbare kinderen omdat ze nu weten wanneer de Slag bij Nieuwpoort was of omdat ze nu eindelijk de tafel van zes op kunnen dreunen. Het is gewoon echt hard werken. En zo ga ik in het begin van mijn carrière van school naar school. Ik leer veel, misschien wel meer van de kinderen dan van alle tips van collega’s. Hoewel, collega’s? Het zijn mannen en vrouwen met vaste aanstellingen, die niet steeds weer een klas hoeven te veroveren. Maar langzaam voel ik dat ik het in de vingers krijg. Kinderen komen in ieder geval niet meer naar me toe om me te zeggen dat zij toch eigenlijk echt de baas in de klas zijn. En ik draai mijn hand ook niet meer om voor een melklijstje meer of minder. Ik begin het allemaal steeds beter te snappen. Na verloop van tijd krijg ik er zelfs plezier in. 

 

Ik ga het hier dus niet mooier maken dan het is, en hier vertellen hoe geweldig, dankbaar, egostrelend, bevredigend het onderwijs wel niet is. Dat kan het allemaal worden, maar de basis is - hoe je het ook wendt of keert - gewoonweg dat je er keihard voor moet werken. Je kan het onderwijs dus leuk máken, maar je hoort mij niet zeggen dat het dat meteen per definitie ook ís. Het bleek echt het soort werk dat echt op de dagelijkse praktijk veroverd moet worden. Hulde dus aan iedereen die het pedagogisch en didactisch pad heeft gevonden, volgehouden en afgelegd. Want als je zelf nu onderwijzer of onderwijzeres bent, ik kan me niet voorstellen dat de ervaringen in het begin van jouw loopbaan heel anders zijn geweest dan die van mij en misschien nog wel niet. En daarom dank ik je dan ook namens al die vaders en moeders dat je het volgehouden hebt. Want ook zij hebben echt geen idee wat je dagelijks aan het doen bent. Maar jij en ik weten het wel; het uitoefenen van onderwijs is echt een vak. 

 

Dit verhaal vind je -  samen met 25 andere inspirerende verhalen - terug in het cadeauboek 'Hoera ik sta voor de klas' van 26 scribenten die het positieve van het onderwijs naar voren brengen.