Hans Kazàn is een van de bekendste illusionisten van ons land. Sinds hij op zijn negende een goocheldoos cadeau kreeg, is hij bezig met goochelen. Dat resulteerde er onder andere in dat hij in 1973 in Parijs het WK goochelen in de categorie Illusionisme won. Naast zijn werk als goochelaar is hij tv-presentator, spreker en treedt hij op in theaters en op festivals. Blijkbaar is het goochelvirus overdraagbaar, want zijn twee zonen, Renzo en Oscar, vormen samen met Maartje van Olst (Mara) het illusionistentrio Magic Unlimited. Zijn andere zoon, Steven, is eveneens werkzaam in het theatervak, maar dan als komiek. Ik had een gesprek met Hans over de waarde van het creëren van verwondering en verbeelding, het onderwijs van vroeger en nu, de gelijkheid van mensen en de kracht van positiviteit.
Hans, allereerst wil ik graag van je weten wat nu eigenlijk het verschil is tussen een goochelaar en een illusionist? Of is er geen verschil?
‘Ja, er is zeker wel een verschil. De term goochelaar is een algemene benaming voor iemand die de goochelkunst beoefent. Je doet als het ware alsof je wonderen kan verrichten. Een illusionist is daarbinnen een specialisme. Een illusionist doet trucs met grote kisten, kasten, aankleding en maakt er een theaterspektakel van. Onder goochelen vallen verder kartomagie – het goochelen met kaarten – en mentale magie - het kunnen lezen of voorspellen van gedachten.’
Je was al op jonge leeftijd lid van een goochelclub waar van je werd verwacht dat je een artiestennaam ging gebruiken. Het werd Hans Kazàn. Je hebt later je echte naam, Hans Mulders, zelfs officieel laten veranderen. Wat was hier de reden voor?
‘De reden daarvoor is eigenlijk dat ik als kind niet zo’n gelukkige tijd heb gehad. Ik heb niet zo’n prettige herinneringen aan mijn ouders en mijn familie. Door het aannemen van de naam Kazàn wilde ik opnieuw beginnen. Ik wilde graag een nieuwe start maken, op mijn eigen manier, zoals ik het leven voor me zag.’
Als leraar dien je je leerlingen te blijven stimuleren, zodat ze zichzelf zullen gaan verwonderen over een bepaalde aanpak, een persoonlijk woord, een wijze raad of bepaalde materie. De lessen waar de leerlingen zichzelf het meest mogen, durven en kunnen verwonderen, blijven ze vaak een leven lang bij. Waar heb jij je vroeger op school over verwonderd?
‘Ik was niet iemand die graag naar school ging. Het voelde voor mij echt als een verplichting, omdat je als kind wel weet dat je naar school móet. Ik zat op een katholieke lagere school waar broeders lesgaven. Er is niks naars gebeurd hoor, maar ik kan ook niet zeggen dat ik het heel prettig vond in die omgeving. Ik moet dan ook heel erg nadenken over de vraag waar ik me in positieve zin over heb verwonderd. Het ging er op school behoorlijk religieus aan toe en dat was ikzelf van huis uit niet. Ik kwam op die school terecht om de simpele reden dat deze toevallig dicht in de buurt van ons huis lag. Ik was niet gelovig. Dat wisten die broeders en daarom werd ik wel een beetje met de nek aangekeken. Ik voelde me daardoor niet zo op mijn gemak op die school. Ik ben trouwens altijd een beetje een einzelgänger geweest. Ik functioneer niet zo goed in een groter gezelschap of in groepen. Waarschijnlijk is dat ook de reden waarom ik uiteindelijk voor een redelijk solistisch beroep heb gekozen. Daar voel ik mezelf het prettigst bij. Op het podium, of wanneer ik in de spotlights sta, heb ik hier geen last van. Als ik op een podium sta denk ik altijd: ‘dit is het mooiste moment dat er is’, want op dat moment kan niemand tegen je zeuren. Het is jouw moment en dat gaat precies zoals jij het wilt of hebt bedacht. Jij bepaalt. Dat vind ik erg prettig. Het geeft me een gerust gevoel. Wanneer ik een sport had moeten kiezen, zou ik ook nooit voor een teamsport hebben gekozen. Dat samenwerken, dat groepsgevoel, daar ben ik gewoon niet zo goed in.’
Stel je zou minister van Onderwijs zijn. Welke ‘truc’ zou je dan willen toepassen om het onderwijs een positiever imago te geven, zodat meer mensen gaan kiezen voor een baan als leerkracht?
‘Dat is voor mij een heel moeilijke vraag. Ik heb zelf heel erg het vermoeden dat werken in het onderwijs steeds zwaarder is geworden, vooral met de jeugd van tegenwoordig. Het lijkt me lastig om de boel onder controle te houden en erg onbevredigend wanneer dit niet zo goed lukt. Kijk, vroeger stond je als leerkracht voor de klas. Je legde de materie uit en hoopte dat de kinderen er iets van opstaken en dat je op die manier iets kon bijdragen aan hun toekomstige leven. Dat ging makkelijker, meer vanzelf. Tegenwoordig lijkt me het onder de duim houden van zo’n grote klas al zó lastig en zó zwaar dat het niet zo gek is dat mensen liever niet meer voor een baan in het onderwijs kiezen. Maar welke maatregelen je daarvoor zou kunnen nemen, dat weet ik niet zo goed. Daar ken ik het werkterrein niet goed genoeg voor.’
Als illusionist bespeel je de illusie van mensen. Waar kan jij zelf juist gedesillusioneerd van raken?
‘Je kan van heel veel zaken gedesillusioneerd raken, maar wat mij persoonlijk betreft zijn dat toch wel mensen waarvan je dacht dat ze betrouwbaar waren en dat achteraf toch niet blijken te zijn. Of mensen die je iets aandoen waarvan je denkt: waarom doe je dat nou in vredesnaam? Iedereen kent mensen die slechte bedoelingen hebben gehad. We hebben allemaal bepaalde ideeën en een bepaald wereldbeeld voor ogen, maar je kan je soms afvragen hoe het toch mogelijk is dat mensen bepaalde intenties hebben, intenties waar je helemaal niet achter staat of die iets kwaads in zich hebben. Daar kan ik soms behoorlijk ongelukkig door worden.’
De goocheltrucs zorgen meestal voor veel vraagtekens bij je publiek. Zijn er zaken waar je zélf grote vraagtekens bij zet, buiten je werk als illusionist?
‘Waar ik me erg over verbaas is de enorme technische vooruitgang van de afgelopen tientallen jaren. Ieder kind loopt tegenwoordig rond met een mobiele telefoon; toen ik kind was, was zoiets gewoonweg een fantasie! Dat bestond niet. Er zat een draadje aan de telefoon en die zorgde voor een verbinding, dichtbij of wat verder van je vandaan. Maar zoals dat nu gaat, met draadloos communiceren, dat is wat mij betreft echt een wonder. Maar ook al die dingen die daarbij zijn gekomen, zoals een navigatiesysteem. Dat zo’n apparaatje precies weet waar jij naartoe wilt, dat vinden we tegenwoordig allemaal normaal. Ik gebruik het zelf inmiddels ook elke dag, maar als je dat twintig jaar geleden had gehad. Wanneer ik in die tijd moest optreden in een dorp, moest ik de weg opzoeken via een informatiebord of dat vragen aan mensen op straat, en dan werd je ook nog een aantal keer de verkeerde kant op gestuurd. Ook zoiets moois: dat je altijd en overal via Google de antwoorden kan krijgen op de vragen die je hebt. En dan krijg je ook nog op zoveel verschillende manieren antwoord. Voor mensen van mijn leeftijd is dat natuurlijk nog wonderbaarlijker dan voor de jonge lieden. Die zijn er mee opgegroeid en vinden het heel normaal.’
Een aantal jaren geleden heb je zware tijden gekend. De investeerder die je in de arm had genomen bij het opzetten van het Magic Palace in Torremolinos had je bedrogen en zadelde je met een enorme schuldenpost op. Het ging daarna even niet zo goed met je gezondheid; je kreeg een hartaanval en was een tijdje neerslachtig. Wat heeft jou de kracht gegeven om uit dit dal te komen en te brengen tot waar je nu staat?
‘De meeste kracht heb ik gekregen door het feit dat we een heel harmonieus gezin zijn. Mijn vrouw Wendy is onder alle omstandigheden naast me blijven staan en heeft altijd geprobeerd om mij op de rails te houden. Ook mijn kinderen hebben me er doorheen geholpen. Ik denk dat het zónder al die steun een heel stuk moeilijker voor mij was geworden.’
Zij waren er onvoorwaardelijk voor je?
‘Juist! Dat heb je goed uitgedrukt. We vormen een heel hecht team, en daar kan ik alleen maar heel erg blij mee zijn, want dat is natuurlijk niet vanzelfsprekend.’
In 2008 deed je met je gezin mee aan het SBS6-programma Groeten Uit De Rimboe, waarin jullie drie weken samenleefden met een inheemse stam in Kenia. Wat hebben jullie geleerd van de mensen daar?
‘Wat je vooral leert, en daar ook ziet in de praktijk, is dat mensen over de hele wereld hetzelfde zijn. Elk mens heeft dezelfde behoeften: je wilt een dak boven je hoofd, iets te eten en te drinken hebben en verder liefde, aandacht en respect ontvangen. Of je nu in Nederland woont, in Groenland of in Kenia, dat maakt niet uit. Ieder mens is op zoek naar deze basiselementen om gelukkig te kunnen zijn. Het cultuurverschil was natuurlijk wel heel groot: zij wonen in kleine hutjes in de rimboe en de mannen hebben drie of vier vrouwen. Kinderen werken mee en de vrouwen werken harder dan de mannen. De vrouwen moeten bijvoorbeeld tien kilometer lopen om bij een waterput te komen, de mannen zitten dan gewoon bij hun hut. Daar kun je van zeggen dat dat goed is of slecht, maar dat is nou eenmaal hun manier van leven. Zo zijn ze opgegroeid, zo denken ze dat het leven hoort te verlopen. Zo worden we allemaal door de mensen om ons heen beïnvloed. Door ouders, vrienden en familie en natuurlijk de leraren op school. We worden als het ware geprogrammeerd door de omgeving waarin we opgroeien en de mensen waar we mee omgaan. Dat is hier anders dan in de rimboe van Afrika. Dan verschillen we veel in onze gedachten, onze geloven en onze gebruiken. Kijk, het dak boven je hoofd, het eten en drinken, de liefde, de aandacht en het respect, dát is het schilderij van álle mensen, waar dan ook ter wereld. Alleen het kader, het lijstje, dat varieert bij iedereen. Maar in de basis zijn we allemaal gelijk.’
In je biografie op Twitter staan de magische woorden: Overreden door een goocheltruck, getroffen door de goochelgriep, overleden aan een toverdosis en tóch hier op Twitter! Is deze zin kenmerkend voor je positiviteit en de moeilijkheden die je in het verleden hebt overwonnen?
‘Inderdaad, ik ben van nature een optimist, iemand die graag het positieve van alles ziet. De laatste jaren ben ik minder gaan goochelen en me meer gaan toeleggen op het spreken voor mensen, vaak in de vorm als dagvoorzitter. Met de verhalen die ik dan vertel, probeer ik mensen te motiveren om het beste te maken van hun leven op een manier waarvan ik denk dat het goed is. Veel mensen herkennen iets in mijn verhalen en halen daar steun of lering uit. Het is fijn om mensen op deze manier te kunnen helpen wanneer ze op een bepaald moment in hun leven de weg even kwijt zijn. Ik stond afgelopen zomer zelfs voor een groot publiek op Lowlands. Dat was echt wonderbaarlijk wat daar gebeurde, een groot succes! Ik heb in mijn carrière voor zoveel verschillende generaties opgetreden, maar dat je dan in een grote tent voor zo’n twaalfhonderd mensen staat die je op handen dragen, dat is toch wel iets waar ik heel dankbaar voor ben.’
Wat zou er met je zijn gebeurd als je op je negende niet die goocheldoos had gekregen?
‘Dat kan natuurlijk niemand voorspellen, want ook ík heb geen glazen bol, maar toch ik denk er wel eens aan wat ik nou eigenlijk had willen doen als ik geen goochelaar zou zijn geworden. En dan denk ik aan een van de weinige dingen die ik op de lagere school leuk vond om te doen. Dat was wanneer de broeder riep dat we een opstel gingen schrijven. Iedereen vond dat vreselijk, maar voor mij was dat het mooiste moment dat er was. Je kreeg een stuk papier voor je en een pen, iedereen was stil en je mocht je gedachten op papier zetten. Dat vond ik geweldig! Dus waarschijnlijk was ik dan schrijver geworden. Mede vanwege het feit dat ik graag dingen voor mezelf doe, zonder te veel inmenging van anderen. Daar kan ik een bepaalde werkvreugde uithalen en als het dan ook nog een beetje succesvol zou worden en mensen het zouden willen lezen, dan is het natuurlijk helemaal geweldig. Ik denk dat ik daar heel veel geluk uit zou hebben gehaald, ja...’
Dit is een van de 23 interviews uit het boek Woordenwisseling van Pascal Cuijpers.